Diagnose
Een goede diagnostiek is belangrijk om uiteindelijk een goed behandelplan te kunnen opstellen. Het verhaal van ouders, verzorgers en leerkrachten is een belangrijke informatiebron over de problemen die het kind in het dagelijks leven ervaart. Om ook zelf een indruk te krijgen van het kind zal de behandelaar aanvullend onderzoek doen, meestal een psychologisch onderzoek en somatisch/lichamelijk onderzoek. Een kinder- en jeugdpsychiater oberserveert het gedrag van het kind en stelt de diagnose MCDD.
Criteria
MCDD wordt gezien als een ontwikkelingsstoornis in het autismespectrum. Binnen de kinder- en jeugdpsychiatrie zijn criteria opgesteld wanneer er gesproken mag worden van een bepaalde aandoening. Voor MCDD zijn deze criteria nog niet eenduidig opgesteld, ook staat MCDD niet als separate categorie in het handboek voor de classificatie van psychische stoornissen DSM 5.
Hoe vaak komen autismespectrumstoornissen voor?
Een van autismespectrumstoornis komt tegenwoordig vaker voor dan voorheen. Er wordt zelfs gesproken over een percentage van 1 procent binnen de bevolking.
Bij wie komt MCDD voor?
Zowel jongens als meisjes kunnen MCDD krijgen. Meestal wordt al op peuter-/kleuterleeftijd duidelijk dat kinderen met MCDD zich anders ontwikkelen dan hun leeftijdsgenoten. De eerste klachten ontstaan in elk geval voor de leeftijd van 6 jaar.
Wat is de oorzaak van autismespectrumstoornissen?
Onderzoek naar oorzaken is in volle gang. De oorzaak van autismespectrumstoornissen wordt voor 90 procent aan erfelijkheidsfactoren toegeschreven. Ze wordt dus via genen van ouder op kind doorgegeven. Daarnaast spelen ook nog andere factoren een rol.
Moet MCDD een eigen titel zou krijgen binnen de DSM?
Prof. dr. Rutger Jan van der Gaag: “Nee, ik denk het niet. Vroeger dacht ik wel dat een naam kon helpen. ASS (autismespectrumstoornissen) is een overkoepelende naam, net als bijvoorbeeld diabetes. Enerzijds biedt zo’n classificatie houvast: bij diagnose X hoort behandeling Y. Maar tegelijkertijd is zo’n classificatie veel te breed. Daar wringt het, want er is juist maatwerk nodig. Als je één kind met autisme kent, ken je slechts één kind met autisme. Ofwel: je kunt niet generaliseren. Nooit! Je moet bij elke cliënt apart bekijken hoe het bij déze persoon en zijn omgeving zit.”
“Zo bekeken is het een groot voordeel dat MCDD niet in de DSM voorkomt. Nu kan er geen standaard DSM-diagnose worden toegepast en moet elke cliënt individueel worden beoordeeld. Overigens is het lastig dat bij de term autisme vaak aan klassiek autisme wordt gedacht, in de trant van ‘geen contact kunnen maken’. Dat is ongelooflijk dom. Je moet altijd verder kijken. Je kunt een MCDD’er niet zomaar als autist beschouwen.”